De Rogsteaker
legende of volksverhaal?
In het jaar 1653 verloor een koetsier in het gehucht Laar een rog. De inwoners van Weert hadden nog nooit zo'n groot beest gezien; met zijn valse ogen en pijlstaart werd de rog voor de duivel aangezien.
Waarschuwen voor onheil
Op allerlei manieren werden de inwoners van Weert gewaarschuwd: Hendrik de Vos reed met een toeter aan zijn mond op een os door de stad, stadsomroeper Peter de Bont liep met zijn trommel door de stad ("Op dit Biecaer gaan ick bellen, om ieder den streyt te mellen") en de klokken werden geluid ("Wy gaen d'alarmklok kleppen, vrinden wilt uw handen reppen"). De schutterij werd gealarmeerd ("Wij koomen den duivel bestreyden, om ons land van de plaeg te bevreyden") en er werd zelfs een klein kanon aangevoerd ("Al was't den duivel uit de hellen, dog zal ik er myn canon op stellen"). Een galg werd opgericht ("Aan deeze galg zal den duivel hangen, naer dat hy is gedood of in den streyt gevangen"). Uiteraard kwam de pastoor de ontheiligde plaats wijden ("Vrinden gaet eens aan een zy, opdat ik deez plaats eerst wey").
Sommige vrouwen moedigden hun mannen aan de strijd aan te gaan, andere vrouwen ontmoedigden hun man juist. Maar lafheid werd niet geaccepteerd ("Gij eerlooze beest die van angst scheyt, terwyl een ider zich wapend tot den streyt"). De dapperste van allen was een zekere Jan, zoon van de herbergier van herberg "'t Bruyne Paerd". Hij werd de eerste en waarschijnlijk enige echte rogstaeker, toen hij zijn riek in het beest stak: ("Steek Jan steek met betrouwen, steek Jan of het zal ons rouwen"). Naar verluidt leverde het hem de hand van de dochter van de schout op.
De koetsier had intussen echter het verlies van zijn vis opgemerkt en keerde terug naar de plaats des onheils, waar hij de Weertenaren hartelijk uitlachte ("Gij lompe Weertenaers weet gewis, dat dit heden was mynen vis"). De schout was echter nog niet overtuigd ("Ik kom den vourman vangen, en doen hem by den duivel hangen").
Vastelaovend in het teken van de Rog
Vanaf dat moment werden de Weertenaren spottend "Rogstaekers" genoemd. Tot het einde van de negentiende eeuw bleef dit een spotnaam, maar met het oprichten van de carnavalsvereniging met dezelfde naam in 1927 dragen de Weertenaren deze naam met trots. Sinds enkele jaren wordt de Rogstaekerslegende verbeeld in de prinsenwagen van de Rogstaekers, waarmee de 'Preens' de grote Rogstaekersoptocht op carnavalszondag afsluit. De deelnemers aan de optocht worden gejureerd, waarbij de hoofdprijs de "Gouwe Rog" is. Voor velen is echter de hoofdprijs de "Knauwelprieës", voor de groep of persoon die de meest kolderieke bijdrage levert. Het einde van het carnaval in Weert wordt op carnavalsdinsdag ingeluid met het verbranden van een (stoffen) rog.